verbaasd

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Pronunciation[edit]

  • (file)
  • Rhymes: -aːst

Adjective[edit]

verbaasd (comparative verbaasder, superlative meest verbaasd or verbaasdst)

  1. astonished, surprised
    Wees niet verbaasd dat ik zei dat jullie allemaal opnieuw geboren moeten worden.[1] — Be not surprised that I say that you must be altogether born again.

Inflection[edit]

Inflection of verbaasd
uninflected verbaasd
inflected verbaasde
comparative verbaasder
positive comparative superlative
predicative/adverbial verbaasd verbaasder het verbaasdst
het verbaasdste
indefinite m./f. sing. verbaasde verbaasdere verbaasdste
n. sing. verbaasd verbaasder verbaasdste
plural verbaasde verbaasdere verbaasdste
definite verbaasde verbaasdere verbaasdste
partitive verbaasds verbaasders

Participle[edit]

verbaasd

  1. past participle of verbazen

Inflection[edit]

Inflection of verbaasd
uninflected verbaasd
inflected verbaasde
positive
predicative/adverbial verbaasd
indefinite m./f. sing. verbaasde
n. sing. verbaasd
plural verbaasde
definite verbaasde
partitive verbaasds