Jump to content

aansnijden

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From aan +‎ snijden.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈaːnˌsnɛi̯.də(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧snij‧den

Verb

[edit]

aansnijden

  1. (transitive) to make the first cut into
    Aan het einde van de ceremonie werd de taart aangesneden.
    At the end of the ceremony, the first piece of the cake was cut.
  2. (transitive) to broach (begin discussion about)

Conjugation

[edit]
Conjugation of aansnijden (strong class 1, slightly irregular, separable)
infinitive aansnijden
past singular sneed aan
past participle aangesneden
infinitive aansnijden
gerund aansnijden n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular snij aan, snijd aan sneed aan aansnij, aansnijd aansneed
2nd person sing. (jij) snijdt aan, snij aan2, snijd aan2 sneed aan aansnijdt aansneed
2nd person sing. (u) snijdt aan sneed aan aansnijdt aansneed
2nd person sing. (gij) snijdt aan sneedt aan aansnijdt aansneedt
3rd person singular snijdt aan sneed aan aansnijdt aansneed
plural snijden aan sneden aan aansnijden aansneden
subjunctive sing.1 snijde aan snede aan aansnijde aansnede
subjunctive plur.1 snijden aan sneden aan aansnijden aansneden
imperative sing. snij aan, snijd aan
imperative plur.1 snijdt aan
participles aansnijdend aangesneden
1) Archaic. 2) In case of inversion.