Jump to content

hoofdzakelijk

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From hoofdzaak (main matter) +‎ -e- +‎ -lijk, perhaps a calque of German hauptsächlich.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈɦoːftˌsaː.kə.lək/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: hoofd‧za‧ke‧lijk

Adjective

[edit]

hoofdzakelijk (not comparable)

  1. main

Declension

[edit]
Declension of hoofdzakelijk
uninflected hoofdzakelijk
inflected hoofdzakelijke
comparative
positive
predicative/adverbial hoofdzakelijk
indefinite m./f. sing. hoofdzakelijke
n. sing. hoofdzakelijk
plural hoofdzakelijke
definite hoofdzakelijke
partitive hoofdzakelijks

Descendants

[edit]
  • Afrikaans: hoofsaaklik
  • West Frisian: haadsaaklik (calque)

Adverb

[edit]

hoofdzakelijk

  1. mainly

Descendants

[edit]