vosrekel

Dutch

Etymology

Compound of vos (“fox”) +‎ rekel (“male canine”).

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈvɔsˌreː.kəl/
• Hyphenation: vos‧re‧kel

Noun

vosrekel m (plural vosrekels, diminutive vosrekeltje n)

1. a male fox
   • 1927 February 9, "De zilvervosfokkerij in Noorwegen", Nieuwe Rotterdamsche Courant, evening edition, page 2.

     De vos leeft in monogamie vertelde de directeur, en kiest zijn echtgenoote voor het leven; er bestaat vaak een aandoenlijke gehechtheid tusschen beiden, wat niet weg neemt, dat het eens gebeurt was, dat een vosrekel in een kwade l[uim?] zijn echtgenoote den strot had afgebeten.

     The fox lives in monomogamy, the director told, and chooses his female partner for live; there often exists a moving attachment between both, which doesn't prevent that it sometimes happens that a male fox in a bad mood had bitten his female partner's throat off.

   • 1939 March 8, “Een tijger wordt gefopt”, in De Tijd:

     „Goed,” antwoordde de vosrekel, „maar is het niet beter dat ik bij onze jongen blijf?”

     "All right," the male fox answered, "but isn't it better if I stay with our youngs?"

   • 1941 September 27, “De Zilvervos”, in Haagsche Post, page 14:

     En inderdaad heeft Daltons vosrekel, gehouden in zg. wilde farming, […] den slimmen vos, pionierpelsfokker Dalton, beloond met een vijftal zilvergemarkeerde puppies of welpen.

     And Dalton's male fox, kept in so-called wild farming, […] has indeed rewarded the clever fox, pioneering pelt breeder Dalton, with a number of five silver-marked pups or whelps.

See also

• moervos