handtastelijk

Dutch

Etymology

From hand +‎ tasten +‎ -e- +‎ -lijk or hand +‎ tastelijk.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˌɦɑnˈtɑs.tə.lək/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: hand‧tas‧te‧lijk

Adjective

handtastelijk (comparative handtastelijker, superlative handtastelijkst)

1. handsy (prone to touching other people with one's hands, especially inappropriately)
2. (obsolete) tangible, concrete

Inflection

Inflection of handtastelijk
uninflected	handtastelijk
inflected	handtastelijke
comparative	handtastelijker
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		handtastelijk	handtastelijker	het handtastelijkst het handtastelijkste
indefinite	m./f. sing.	handtastelijke	handtastelijkere	handtastelijkste
	n. sing.	handtastelijk	handtastelijker	handtastelijkste
	plural	handtastelijke	handtastelijkere	handtastelijkste
definite		handtastelijke	handtastelijkere	handtastelijkste
partitive		handtastelijks	handtastelijkers	—

Derived terms

• handtastelijkheid

Descendants

• Afrikaans: handtastelik