ongehoorzaamheid

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Etymology[edit]

From Middle Dutch ongehoorsamheit, from Old Dutch *ungihōrsamhēd, from Proto-West Germanic *ungahauʀisamahaidu. Equivalent to ongehoorzaam +‎ -heid.

Pronunciation[edit]

  • IPA(key): /ˌɔn.ɣəˈɦɔːr.zaːm.ɦɛi̯t/
  • (file)
  • Hyphenation: on‧ge‧hoor‧zaam‧heid

Noun[edit]

ongehoorzaamheid f (plural ongehoorzaamheden, diminutive ongehoorzaamheidje n)

  1. disobedience
    Ongehoorzaamheid kan leiden tot straf op school.Disobedience can lead to punishment at school.
    De ongehoorzaamheden van de jeugd verontrustten de ouderen.The disobediences of the youth worried the elders.
    Hij werd geprezen voor zijn ongehoorzaamheidje tegen het onrechtvaardige regime.He was praised for his small act of disobedience against the unjust regime.

Descendants[edit]