veehouder
Jump to navigation
Jump to search
Dutch[edit]
Alternative forms[edit]
- (obsolete) veehouwer
Etymology[edit]
From vee (“livestock”) + houden (“to keep”) + -er (denominative agent suffix).
Pronunciation[edit]
Noun[edit]
veehouder m (plural veehouders, diminutive veehoudertje n, feminine veehouderes or veehoudster)
- (agriculture) Someone who keeps livestock, a livestock farmer.
- De veehouder is verantwoordelijk voor het welzijn van de dieren.
- The livestock farmer is responsible for the welfare of the animals.
- Als veehouder besteedt hij veel tijd aan het verzorgen van zijn vee.
- As a livestock farmer, he spends a lot of time caring for his cattle.