werker

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search
See also: Werker

Afrikaans

[edit]

Etymology

[edit]

From Dutch werker.

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Noun

[edit]

werker (plural werkers)

  1. worker
[edit]

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From werken +‎ -er.

Pronunciation

[edit]

Noun

[edit]

werker m (plural werkers, diminutive werkertje n, feminine werkster)

  1. worker
    De werkers op het bouwterrein werken hard om het project op tijd af te krijgen.
    The workers at the construction site are working hard to finish the project on time.
    De fabriek heeft een team van bekwame werkers die de productielijn draaiende houden.
    The factory has a team of skilled workers who keep the production line running.
    De werkers eisten betere arbeidsvoorwaarden en hogere lonen.
    The workers demanded better working conditions and higher wages.

Synonyms

[edit]

Derived terms

[edit]