aangeprezen

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Pronunciation[edit]

  • (file)

Participle[edit]

aangeprezen

  1. past participle of aanprijzen

Declension[edit]

Inflection of aangeprezen
uninflected aangeprezen
inflected aangeprezen
positive
predicative/adverbial aangeprezen
indefinite m./f. sing. aangeprezen
n. sing. aangeprezen
plural aangeprezen
definite aangeprezen
partitive aangeprezens