enzoötisch

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search
See also: enzootisch

Dutch[edit]

Etymology[edit]

Probably borrowed from German enzootisch.

Pronunciation[edit]

  • IPA(key): /ɛn.zoːˈoː.tis/
  • Hyphenation: en‧zo‧o‧tisch
  • Rhymes: -oːtis

Adjective[edit]

enzoötisch (not comparable)

  1. enzootic [from late 18th c.]
    • 1792, Johan Gunther Eberhard, Verhandeling over het vuur of bloed der schaapen, enz., in Verhandelingen uitgegeeven door de Maatschappy ter Bevordering van den Landbouw, vol. xii, Jan Christiaan Sepp & Zn. (publ.) page 71.
      Waarom dat het ſporadisch, het enzootisch, en, in de meeste gevallen, het epizootisch vuur geen beſmetlyke ziekte is, heb ik reeds, door haare aanleiding geevende oorzaaken, en dat het eene, door het ſlegt weder en voeder verwekte, ziekte is, beweezen; []
      (please add an English translation of this quotation)

Inflection[edit]

Inflection of enzoötisch
uninflected enzoötisch
inflected enzoötische
comparative
positive
predicative/adverbial enzoötisch
indefinite m./f. sing. enzoötische
n. sing. enzoötisch
plural enzoötische
definite enzoötische
partitive enzoötisch