gestreken

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Pronunciation[edit]

  • (file)

Participle[edit]

gestreken

  1. past participle of strijken

Declension[edit]

Inflection of gestreken
uninflected gestreken
inflected gestreken
positive
predicative/adverbial gestreken
indefinite m./f. sing. gestreken
n. sing. gestreken
plural gestreken
definite gestreken
partitive gestrekens