gezinnigd

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Participle

[edit]

gezinnigd

  1. past participle of zinnigen

Declension

[edit]
Declension of gezinnigd
uninflected gezinnigd
inflected gezinnigde
positive
predicative/adverbial gezinnigd
indefinite m./f. sing. gezinnigde
n. sing. gezinnigd
plural gezinnigde
definite gezinnigde
partitive gezinnigds