kennelijk

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From kennen (to know, be acquainted with) +‎ -lijk.

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Adjective

[edit]

kennelijk (comparative kennelijker, superlative kennelijkst)

  1. apparent

Declension

[edit]
Declension of kennelijk
uninflected kennelijk
inflected kennelijke
comparative kennelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial kennelijk kennelijker het kennelijkst
het kennelijkste
indefinite m./f. sing. kennelijke kennelijkere kennelijkste
n. sing. kennelijk kennelijker kennelijkste
plural kennelijke kennelijkere kennelijkste
definite kennelijke kennelijkere kennelijkste
partitive kennelijks kennelijkers

Adverb

[edit]

kennelijk

  1. apparently