afzonderend

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Participle

[edit]

afzonderend

  1. present participle of afzonderen

Declension

[edit]
Declension of afzonderend
uninflected afzonderend
inflected afzonderende
positive
predicative/adverbial afzonderend
afzonderende
indefinite m./f. sing. afzonderende
n. sing. afzonderend
plural afzonderende
definite afzonderende
partitive afzonderends

Anagrams

[edit]