mosterdgeel

Dutch

Etymology

From mosterd (“mustard”) +‎ geel (“yellow”).

Pronunciation

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: mos‧terd‧geel

Adjective

mosterdgeel (comparative mosterdgeler, superlative mosterdgeelst)

1. mustard (color/colour)

Inflection

Declension of mosterdgeel
uninflected	mosterdgeel
inflected	mosterdgele
comparative	mosterdgeler
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		mosterdgeel	mosterdgeler	het mosterdgeelst het mosterdgeelste
indefinite	m./f. sing.	mosterdgele	mosterdgelere	mosterdgeelste
	n. sing.	mosterdgeel	mosterdgeler	mosterdgeelste
	plural	mosterdgele	mosterdgelere	mosterdgeelste
definite		mosterdgele	mosterdgelere	mosterdgeelste
partitive		mosterdgeels	mosterdgelers	—

See also

Colors in Dutch · kleuren (layout · text)

wit	grijs	zwart
rood; karmijnrood	oranje; bruin	geel; roomwit
groengeel/limoengroen	groen
blauwgroen/cyaan; groenblauw/petrolblauw	azuurblauw	blauw
violet; indigo	magenta; paars	roze