verraad
Jump to navigation
Jump to search
Dutch[edit]
Pronunciation[edit]
Noun[edit]
verraad n (uncountable)
- betrayal, treason
- Hij werd beschuldigd van verraad tegen het koninkrijk. ― He was accused of treason against the kingdom.
- Haar verraad deed hem diep pijn. ― Her betrayal hurt him deeply.
- Ze kon niet geloven dat haar beste vriend zulk een verraad kon plegen. ― She couldn't believe that her best friend could commit such betrayal.
Derived terms[edit]
Verb[edit]
verraad
- inflection of verraden: