aangesproken

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Participle

[edit]

aangesproken

  1. past participle of aanspreken

Declension

[edit]
Declension of aangesproken
uninflected aangesproken
inflected aangesproken
positive
predicative/adverbial aangesproken
indefinite m./f. sing. aangesproken
n. sing. aangesproken
plural aangesproken
definite aangesproken
partitive aangesprokens