Moerdijk

Dutch

Etymology

First attested as Moerdijck in 1573. Derived from moerdijk (“levee constructed in a peat extraction area so that salt could be extracted from the turf”).

Pronunciation

• IPA^(key): /muːrˈdɛi̯k/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: Moer‧dijk

Proper noun

Moerdijk m

1. Moerdijk (a village and municipality of North Brabant, Netherlands).

   Synonym: Spieringkruiersdurp (Carnival nickname)

   Meronyms: Achterdijk, Barlaque, Bovensluis, Drie Hoefijzers, Driehoek, Fijnaart, Heijningen, Helwijk, Hoekske, Kade, Klundert, Kreek, Kwartier, Langeweg, Lochtenburg, Nieuwemolen, Noordhoek, Noordschans, Oranjeoord, Oudemolen, Pelikaan, Roodevaart, Stadse Dijk, Standdaarbuiten, Strooiendorp, Tonnekreek, Willemstad, Zevenbergen, Zevenbergschen Hoek, Zevenhuizen, Zwingelspaan

2. (informal, by extension) part of the Hollands Diep at the village of Moerdijk.

Derived terms

• Moerdijker
• Moerdijks
• Binnen-Moerdijk

References

• van Berkel, Gerard, Samplonius, Kees (2018) Nederlandse plaatsnamen verklaard (in Dutch), Mijnbestseller.nl, →ISBN