dewelke
Jump to navigation
Jump to search
Dutch[edit]
Etymology[edit]
From Middle Dutch dewelke, later variant of diewelke. Equivalent to a univerbation of de + welke.
Pronunciation[edit]
Pronoun[edit]
dewelke
- (formal) which (with masculine or feminine antecedent)
- 1888, Statenvertaling, Jongbloed edition, Numbers 11:16:
- En de HEERE zeide tot Mozes: Verzamel Mij zeventig mannen uit de oudsten van Israel, dewelke gij weet, dat zij de oudsten des volks en deszelfs ambtlieden zijn; en gij zult hen brengen voor de tent der samenkomst, en zij zullen zich daar bij u stellen.
- (please add an English translation of this quotation)