gehoorzaam

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ɣəˈɦoːrˌzaːm/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: ge‧hoor‧zaam

Etymology 1

[edit]

From Middle Dutch gehoorsaem, from Old Dutch *gihōrsam, from Proto-West Germanic *gahauʀisam. Equivalent to gehoor +‎ -zaam.

Adjective

[edit]

gehoorzaam (comparative gehoorzamer, superlative gehoorzaamst)

  1. obedient
    De hond is heel gehoorzaam en luistert altijd naar zijn baas.The dog is very obedient and always listens to its owner.
    Kinderen zijn niet altijd gehoorzaam aan hun ouders.Children are not always obedient to their parents.
    Van alle leerlingen is zij de gehoorzaamste.Of all the students, she is the most obedient.
Declension
[edit]
Declension of gehoorzaam
uninflected gehoorzaam
inflected gehoorzame
comparative gehoorzamer
positive comparative superlative
predicative/adverbial gehoorzaam gehoorzamer het gehoorzaamst
het gehoorzaamste
indefinite m./f. sing. gehoorzame gehoorzamere gehoorzaamste
n. sing. gehoorzaam gehoorzamer gehoorzaamste
plural gehoorzame gehoorzamere gehoorzaamste
definite gehoorzame gehoorzamere gehoorzaamste
partitive gehoorzaams gehoorzamers
Antonyms
[edit]
Derived terms
[edit]
Descendants
[edit]
  • Afrikaans: gehoorsaam
  • Negerhollands: gehoorsaam
  • West Frisian: gehoarsum

Etymology 2

[edit]

See the etymology of the corresponding lemma form.

Verb

[edit]

gehoorzaam

  1. inflection of gehoorzamen:
    1. first-person singular present indicative
    2. (in case of inversion) second-person singular present indicative
    3. imperative