ontegenzeggelijk
Jump to navigation
Jump to search
Dutch[edit]
Alternative forms[edit]
Etymology[edit]
From on- + tegenzeggelijk.
Pronunciation[edit]
Adjective[edit]
ontegenzeggelijk (comparative ontegenzeggelijker, superlative ontegenzeggelijkst)
- indisputable, undeniable, incontrovertible [from early 18th c.]
Inflection[edit]
Declension of ontegenzeggelijk | ||||
---|---|---|---|---|
uninflected | ontegenzeggelijk | |||
inflected | ontegenzeggelijke | |||
comparative | ontegenzeggelijker | |||
positive | comparative | superlative | ||
predicative/adverbial | ontegenzeggelijk | ontegenzeggelijker | het ontegenzeggelijkst het ontegenzeggelijkste | |
indefinite | m./f. sing. | ontegenzeggelijke | ontegenzeggelijkere | ontegenzeggelijkste |
n. sing. | ontegenzeggelijk | ontegenzeggelijker | ontegenzeggelijkste | |
plural | ontegenzeggelijke | ontegenzeggelijkere | ontegenzeggelijkste | |
definite | ontegenzeggelijke | ontegenzeggelijkere | ontegenzeggelijkste | |
partitive | ontegenzeggelijks | ontegenzeggelijkers | — |
Derived terms[edit]
Descendants[edit]
- Afrikaans: onteenseglik