pessimistisch

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pes·si·mis·tisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen pessimistisch pessimistischer
verbogen pessimistische pessimistischere
partitief pessimistisch pessimistischers -

Bijvoeglijk naamwoord

pessimistisch

  1. somber, alles moeilijk inzien, te neergeslagen, depressief, zonder hoop
    • De pessimistische man dacht dat zijn leven na de scheiding nooit meer goed zou komen. 
     Het had bijna te moeilijk geleken in het begin, toen Clark er pessimistisch op was ingesteld dat hij naar de ambachtsschool zou gaan om blikslager, automonteur of iets dergelijks te worden.[1]
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044632767
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be