stabiliteit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sta·bi·li·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bestendigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van stabiel met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stabiliteit stabiliteiten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de stabiliteitv [3]

  1. een situatie waarin zonder verstoring geen verandering zal plaatsvinden. Dit kan zowel een maatschappelijke, psychologische alsook een natuur- of scheikundige betekenis hebben (dit is de definitie van statisch)
  2. het vermogen van een dynamisch systeem om in de gewenste evenwichtsstand terug te komen na een verstoring
    • in een stabiel systeem kunnen grote veranderingen plaats vinden(!), de stabiliteit zegt alleen iets over de resistentie tegen ongewenste verstoringen 
Verwante begrippen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen