vliegtuigongeluk
Dutch
Etymology
vliegtuig (“aircraft”) + ongeluk (“accident”)
Pronunciation
Audio: (file) - Hyphenation: vlieg‧tuig‧on‧ge‧luk
Noun
vliegtuigongeluk n (plural vliegtuigongelukken, diminutive vliegtuigongelukje n)
vliegtuig (“aircraft”) + ongeluk (“accident”)
Audio: | (file) |
vliegtuigongeluk n (plural vliegtuigongelukken, diminutive vliegtuigongelukje n)