doordrongen

Dutch

Etymology 1

Pronunciation

• Audio:

  (file)

Verb

doordrongen

1. (deprecated template usage) plural past indicative and subjunctive of doordringen (“to penetrate”) (when using a subclause)

Etymology 2

Pronunciation

• Audio:

  (file)

Verb

doordrongen

1. (deprecated template usage) plural past indicative and subjunctive of doordringen (“to get through, to convince”)

Participle

doordrongen

1. (deprecated template usage) past participle of doordringen (“to get through, to convince”)

Declension

Declension of doordrongen
uninflected	doordrongen
inflected	doordrongen
		positive
predicative/adverbial		doordrongen
indefinite	m./f. sing.	doordrongen
	n. sing.	doordrongen
	plural	doordrongen
definite		doordrongen
partitive		doordrongens

Anagrams

• doorgronden, drongen door