lijken

Dutch

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈlɛi̯kə(n)/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: lij‧ken
• Rhymes: -ɛi̯kən

Etymology 1

From Middle Dutch geliken, liken, from Old Dutch *gilīkon, from Proto-Germanic *galīkōną.

Verb

lijken

1. (copulative) to seem, appear

   Dat lijkt me leuk!

   That seems fun (to me)!

2. (intransitive) to look like, resemble (depict well what it is intended to)

   Deze tekening lijkt sprekend!

   This drawing looks just like the real thing.

Inflection

Inflection of lijken (strong class 1)
infinitive	lijken
past singular	leek
past participle	geleken
infinitive	lijken
gerund	lijken n
	present tense	past tense
1st person singular	lijk	leek
2nd person sing. (jij)	lijkt	leek
2nd person sing. (u)	lijkt	leek
2nd person sing. (gij)	lijkt	leekt
3rd person singular	lijkt	leek
plural	lijken	leken
subjunctive sing.1	lijke	leke
subjunctive plur.1	lijken	leken
imperative sing.	lijk
imperative plur.1	lijkt
participles	lijkend	geleken
1) Archaic.

Derived terms

• lijken op

Descendants

• Afrikaans: lyk
• Jersey Dutch: lāike

See also

• schijnen
• blijken

Etymology 2

From Middle Dutch liken, from Old Dutch līcon, from Proto-West Germanic *līkēn, from Proto-Germanic *līkāną.

Verb

lijken

1. (archaic) to please

Inflection

Inflection of lijken (strong class 1)
infinitive	lijken
past singular	leek
past participle	geleken
infinitive	lijken
gerund	lijken n
	present tense	past tense
1st person singular	lijk	leek
2nd person sing. (jij)	lijkt	leek
2nd person sing. (u)	lijkt	leek
2nd person sing. (gij)	lijkt	leekt
3rd person singular	lijkt	leek
plural	lijken	leken
subjunctive sing.1	lijke	leke
subjunctive plur.1	lijken	leken
imperative sing.	lijk
imperative plur.1	lijkt
participles	lijkend	geleken
1) Archaic.

Etymology 3

See the etymology of the corresponding lemma form.

Noun

lijken

1. plural of lijk

Anagrams

• linkje