bijenkoningin
Dutch
Etymology
From bijen (“bees”) + -en- + koningin (“queen”). Cognate with German Bienenkönigin.
Pronunciation
Noun
bijenkoningin f (plural bijenkoninginnen, diminutive bijenkoninginnetje n)
From bijen (“bees”) + -en- + koningin (“queen”). Cognate with German Bienenkönigin.
bijenkoningin f (plural bijenkoninginnen, diminutive bijenkoninginnetje n)