benoemend

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Pronunciation[edit]

  • (file)

Participle[edit]

benoemend

  1. present participle of benoemen

Declension[edit]

Inflection of benoemend
uninflected benoemend
inflected benoemende
positive
predicative/adverbial benoemend
benoemende
indefinite m./f. sing. benoemende
n. sing. benoemend
plural benoemende
definite benoemende
partitive benoemends

Anagrams[edit]