gefecundeerd

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Participle[edit]

gefecundeerd

  1. past participle of fecunderen

Declension[edit]

Inflection of gefecundeerd
uninflected gefecundeerd
inflected gefecundeerde
positive
predicative/adverbial gefecundeerd
indefinite m./f. sing. gefecundeerde
n. sing. gefecundeerd
plural gefecundeerde
definite gefecundeerde
partitive gefecundeerds