ontmaagd

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Pronunciation[edit]

  • (file)
  • Rhymes: -aːxt

Verb[edit]

ontmaagd

  1. inflection of ontmaagden:
    1. first-person singular present indicative
    2. imperative

Participle[edit]

ontmaagd

  1. past participle of ontmaagden

Declension[edit]

Inflection of ontmaagd
uninflected ontmaagd
inflected ontmaagde
positive
predicative/adverbial ontmaagd
indefinite m./f. sing. ontmaagde
n. sing. ontmaagd
plural ontmaagde
definite ontmaagde
partitive ontmaagds