uitspoelend

From Wiktionary, the free dictionary
Archived revision by WingerBot (talk | contribs) as of 14:11, 15 October 2019.
Jump to navigation Jump to search

Dutch

Pronunciation

  • Audio:(file)

Participle

uitspoelend

  1. (deprecated template usage) present participle of uitspoelen

Declension

Declension of uitspoelend
uninflected uitspoelend
inflected uitspoelende
positive
predicative/adverbial uitspoelend
uitspoelende
indefinite m./f. sing. uitspoelende
n. sing. uitspoelend
plural uitspoelende
definite uitspoelende
partitive uitspoelends

Anagrams