liturgisch

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

Borrowed from Latin līturgicus.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌliˈtʏr.ɣis/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: li‧tur‧gisch

Adjective

[edit]

liturgisch (not comparable)

  1. liturgical [from 17th c.]
    • 1673, Jacobus Koelman, Reformatie, noodig ontrent het gebruyk der formulieren, publ. by Abraham van Laren, page 169.
      [] Als of ſy gehouden waren zich in eenige gelijckformigheydt te voegen met het Pauſdom, in 't gebruyck en gewrochte werck van te leezen de Canon van de Mis, en andere Formulieren in 't Mis-boeck bevat, inſgelijcks, 't Breviarium, Rituale, &c. ofte als of de Liturgiſche Formulieren waren Texten van de Schriftuur, die van een Leezer ofte Predikant ſonder eenige verandering pleegt voor-geleezen te worden; []
      (please add an English translation of this quotation)

Declension

[edit]
Declension of liturgisch
uninflected liturgisch
inflected liturgische
comparative
positive
predicative/adverbial liturgisch
indefinite m./f. sing. liturgische
n. sing. liturgisch
plural liturgische
definite liturgische
partitive liturgisch
[edit]

Descendants

[edit]
  • Indonesian: liturgis

German

[edit]

Pronunciation

[edit]

Adjective

[edit]

liturgisch (strong nominative masculine singular liturgischer, not comparable)

  1. liturgic, liturgical

Declension

[edit]

Further reading

[edit]