äquivalent

See also: aequivalent, Äquivalent, and æquivalent

German[edit]

From Latin aequivalentem, accusative singular of aequivalēns, present active participle of aequivaleō (“I am equivalent, have equal power”).

äquivalent (strong nominative masculine singular äquivalenter, not comparable)

Positive forms of äquivalent (uncomparable)

number & gender		singular			plural
number & gender		masculine	feminine	neuter	plural
predicative		er ist äquivalent	sie ist äquivalent	es ist äquivalent	sie sind äquivalent
strong declension (without article)	nominative	äquivalenter	äquivalente	äquivalentes	äquivalente
	genitive	äquivalenten	äquivalenter	äquivalenten	äquivalenter
	dative	äquivalentem	äquivalenter	äquivalentem	äquivalenten
	accusative	äquivalenten	äquivalente	äquivalentes	äquivalente
weak declension (with definite article)	nominative	der äquivalente	die äquivalente	das äquivalente	die äquivalenten
	genitive	des äquivalenten	der äquivalenten	des äquivalenten	der äquivalenten
	dative	dem äquivalenten	der äquivalenten	dem äquivalenten	den äquivalenten
	accusative	den äquivalenten	die äquivalente	das äquivalente	die äquivalenten
mixed declension (with indefinite article)	nominative	ein äquivalenter	eine äquivalente	ein äquivalentes	(keine) äquivalenten
	genitive	eines äquivalenten	einer äquivalenten	eines äquivalenten	(keiner) äquivalenten
	dative	einem äquivalenten	einer äquivalenten	einem äquivalenten	(keinen) äquivalenten
	accusative	einen äquivalenten	eine äquivalente	ein äquivalentes	(keine) äquivalenten