terug
Appearance
See also: terug-
Dutch
Etymology
From te (“to”) + rug (“back”); compare German zurück.
Pronunciation
Adverb
terug
- backwards, back (in the opposite direction)
- Neem een stap terug, en ga dan naar rechts.
- Take a step back, and then go to the right.
- back, to a previous place or condition
- Geef dat terug!
- Give it back!
- back, in return
- Toen mijn vriend naar me zwaaide, zwaaide ik naar hem terug.
- When my friend waved to me, I waved back at him.
- again, back again
- Toen ze zag dat het nog donker was, viel ze terug in slaap.
- When she saw it was still dark, she fell back asleep.
Derived terms
nouns
verbs