slapenstijd
Dutch
Etymology
From slapen (“sleeping”) + -s- + tijd (“time”). Compare German Schlafenszeit.
Noun
slapenstijd m (plural slapenstijden, diminutive slapenstijdje n)
From slapen (“sleeping”) + -s- + tijd (“time”). Compare German Schlafenszeit.
slapenstijd m (plural slapenstijden, diminutive slapenstijdje n)