verweren

From Wiktionary, the free dictionary
Archived revision by WingerBot (talk | contribs) as of 01:05, 19 July 2023.
Jump to navigation Jump to search

Dutch

Pronunciation

  • Audio:(file)
  • Rhymes: -eːrən

Etymology 1

From ver- +‎ weren.

Verb

verweren

  1. to defend
Inflection
Conjugation of verweren (weak, prefixed)
infinitive verweren
past singular verweerde
past participle verweerd
infinitive verweren
gerund verweren n
present tense past tense
1st person singular verweer verweerde
2nd person sing. (jij) verweert, verweer2 verweerde
2nd person sing. (u) verweert verweerde
2nd person sing. (gij) verweert verweerde
3rd person singular verweert verweerde
plural verweren verweerden
subjunctive sing.1 verwere verweerde
subjunctive plur.1 verweren verweerden
imperative sing. verweer
imperative plur.1 verweert
participles verwerend verweerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.
Derived terms

Etymology 2

Cognate with English wither and German verwittern (to be ruined by weather). Equivalent to weer +‎ ver- -en.

Verb

verweren

  1. to erode due to weather conditions like rain, wind and frost
Inflection
Conjugation of verweren (weak, prefixed)
infinitive verweren
past singular verweerde
past participle verweerd
infinitive verweren
gerund verweren n
present tense past tense
1st person singular verweer verweerde
2nd person sing. (jij) verweert, verweer2 verweerde
2nd person sing. (u) verweert verweerde
2nd person sing. (gij) verweert verweerde
3rd person singular verweert verweerde
plural verweren verweerden
subjunctive sing.1 verwere verweerde
subjunctive plur.1 verweren verweerden
imperative sing. verweer
imperative plur.1 verweert
participles verwerend verweerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.