aanmerking
Dutch
Etymology
From Middle Dutch aenmerkinge. Equivalent to aanmerken + -ing.
Pronunciation
Noun
aanmerking f (plural aanmerkingen, diminutive aanmerkinkje n)
Derived terms
- in aanmerking komen (“to be eligible”)
From Middle Dutch aenmerkinge. Equivalent to aanmerken + -ing.
aanmerking f (plural aanmerkingen, diminutive aanmerkinkje n)