bovenlip
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Pronunciation
[edit]Noun
[edit]bovenlip m (plural bovenlippen, diminutive bovenlipje n)
- upper lip
- Hij veegde de kruimels van zijn bovenlip na het eten van een broodje.
- He wiped the crumbs off his upper lip after eating a sandwich.
- De vrouw bracht voorzichtig lippenstift aan op haar bovenlip en onderlip.
- The woman carefully applied lipstick to her upper lip and lower lip.
- Het koude ijsje deed haar bovenlip trillen van de kou.
- The cold ice cream made her upper lip tremble from the cold.