buitenstaander
Jump to navigation
Jump to search
Dutch[edit]
Etymology[edit]
Compound of buiten + staander.
Pronunciation[edit]
Noun[edit]
buitenstaander m (plural buitenstaanders, diminutive buitenstaandertje n)
- An outsider.
- Voor een buitenstaander is deze tekst niet te begrijpen.
- This text is incomprehensible to an outsider.
- Voor een buitenstaander is deze tekst niet te begrijpen.
Antonyms[edit]
Descendants[edit]
- Afrikaans: buitestaander
- → West Frisian: bûtenstanner (calque)