onberispelijk
Jump to navigation
Jump to search
Dutch[edit]
Etymology[edit]
From on- + berispelijk.
Pronunciation[edit]
onberispelijk (file)
Adjective[edit]
onberispelijk (comparative onberispelijker, superlative onberispelijkst)
- irreprovable
- Antonym: berispelijk
- Zijn gedrag is onberispelijk. ― His behaviour is irreprovable.
Inflection[edit]
Inflection of onberispelijk | ||||
---|---|---|---|---|
uninflected | onberispelijk | |||
inflected | onberispelijke | |||
comparative | onberispelijker | |||
positive | comparative | superlative | ||
predicative/adverbial | onberispelijk | onberispelijker | het onberispelijkst het onberispelijkste | |
indefinite | m./f. sing. | onberispelijke | onberispelijkere | onberispelijkste |
n. sing. | onberispelijk | onberispelijker | onberispelijkste | |
plural | onberispelijke | onberispelijkere | onberispelijkste | |
definite | onberispelijke | onberispelijkere | onberispelijkste | |
partitive | onberispelijks | onberispelijkers | — |
Adverb[edit]
onberispelijk