schaamteloosheid
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From schaamteloos + -heid.
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]schaamteloosheid f (uncountable)
- shamelessness, impudicity
- Synonym: onbeschaamdheid
Descendants
[edit]- Afrikaans: skaamteloosheid