schroevendraaier

Dutch

Etymology

plural of schroef “screw” + draaier “which turns” (agent noun of draaien)

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈsxru.və(n).draː.jər/

• audio (Belgium):

  (file)

• Audio:

  (file)

Noun

schroevendraaier m (plural schroevendraaiers, diminutive schroevendraaiertje n)

1. A screwdriver (tool)