thuisbezorgend

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Participle

[edit]

thuisbezorgend

  1. present participle of thuisbezorgen

Declension

[edit]
Declension of thuisbezorgend
uninflected thuisbezorgend
inflected thuisbezorgende
positive
predicative/adverbial thuisbezorgend
thuisbezorgende
indefinite m./f. sing. thuisbezorgende
n. sing. thuisbezorgend
plural thuisbezorgende
definite thuisbezorgende
partitive thuisbezorgends

Anagrams

[edit]