ontwaaien

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Pronunciation[edit]

  • IPA(key): /ˌɔntˈʋaːi̯.ə(n)/
  • Hyphenation: ont‧waai‧en
  • Rhymes: -aːi̯ən

Etymology 1[edit]

From ont- (away) +‎ waaien (to blow).

Verb[edit]

ontwaaien

  1. to blow away, to be taken away by the wind
Inflection[edit]
Conjugation of ontwaaien (weak, prefixed)
infinitive ontwaaien
past singular ontwaaide
past participle ontwaaid
infinitive ontwaaien
gerund ontwaaien n
present tense past tense
1st person singular ontwaai ontwaaide
2nd person sing. (jij) ontwaait ontwaaide
2nd person sing. (u) ontwaait ontwaaide
2nd person sing. (gij) ontwaait ontwaaide
3rd person singular ontwaait ontwaaide
plural ontwaaien ontwaaiden
subjunctive sing.1 ontwaaie ontwaaide
subjunctive plur.1 ontwaaien ontwaaiden
imperative sing. ontwaai
imperative plur.1 ontwaait
participles ontwaaiend ontwaaid
1) Archaic.
Conjugation of ontwaaien (strong class 6 with weak past participle, prefixed)
infinitive ontwaaien
past singular ontwoei
past participle ontwaaid
infinitive ontwaaien
gerund ontwaaien n
present tense past tense
1st person singular ontwaai ontwoei
2nd person sing. (jij) ontwaait ontwoei
2nd person sing. (u) ontwaait ontwoei
2nd person sing. (gij) ontwaait ontwoeit
3rd person singular ontwaait ontwoei
plural ontwaaien ontwoeien
subjunctive sing.1 ontwaaie ontwoeie
subjunctive plur.1 ontwaaien ontwoeien
imperative sing. ontwaai
imperative plur.1 ontwaait
participles ontwaaiend ontwaaid
1) Archaic.

Etymology 2[edit]

From earlier ontwaden.

Verb[edit]

ontwaaien

  1. to prepare the body of a deceased person for a funeral
Inflection[edit]
Conjugation of ontwaaien (weak, prefixed)
infinitive ontwaaien
past singular ontwaaide
past participle ontwaaid
infinitive ontwaaien
gerund ontwaaien n
present tense past tense
1st person singular ontwaai ontwaaide
2nd person sing. (jij) ontwaait ontwaaide
2nd person sing. (u) ontwaait ontwaaide
2nd person sing. (gij) ontwaait ontwaaide
3rd person singular ontwaait ontwaaide
plural ontwaaien ontwaaiden
subjunctive sing.1 ontwaaie ontwaaide
subjunctive plur.1 ontwaaien ontwaaiden
imperative sing. ontwaai
imperative plur.1 ontwaait
participles ontwaaiend ontwaaid
1) Archaic.