doorkruisen

From Wiktionary, the free dictionary
Archived revision by SurjectionBot (talk | contribs) as of 09:54, 20 October 2021.
Jump to navigation Jump to search

Dutch

Etymology 1

From door- +‎ kruisen.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌdoːrˈkrœy̯sə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: door‧krui‧sen
  • Rhymes: -œy̯sən

Verb

doorkruisen

  1. (transitive) to go across, travel across
  2. (transitive) to compass (go about or round entirely)
Inflection
Conjugation of doorkruisen (weak, prefixed)
infinitive doorkruisen
past singular doorkruiste
past participle doorkruist
infinitive doorkruisen
gerund doorkruisen n
present tense past tense
1st person singular doorkruis doorkruiste
2nd person sing. (jij) doorkruist, doorkruis2 doorkruiste
2nd person sing. (u) doorkruist doorkruiste
2nd person sing. (gij) doorkruist doorkruiste
3rd person singular doorkruist doorkruiste
plural doorkruisen doorkruisten
subjunctive sing.1 doorkruise doorkruiste
subjunctive plur.1 doorkruisen doorkruisten
imperative sing. doorkruis
imperative plur.1 doorkruist
participles doorkruisend doorkruist
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Etymology 2

From door +‎ kruisen.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈdoːrˌkrœy̯sə(n)/
  • Hyphenation: door‧krui‧sen

Verb

doorkruisen

  1. (transitive) to cross out
Inflection
Conjugation of doorkruisen (weak, separable)
infinitive doorkruisen
past singular kruiste door
past participle doorgekruist
infinitive doorkruisen
gerund doorkruisen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular kruis door kruiste door doorkruis doorkruiste
2nd person sing. (jij) kruist door, kruis door2 kruiste door doorkruist doorkruiste
2nd person sing. (u) kruist door kruiste door doorkruist doorkruiste
2nd person sing. (gij) kruist door kruiste door doorkruist doorkruiste
3rd person singular kruist door kruiste door doorkruist doorkruiste
plural kruisen door kruisten door doorkruisen doorkruisten
subjunctive sing.1 kruise door kruiste door doorkruise doorkruiste
subjunctive plur.1 kruisen door kruisten door doorkruisen doorkruisten
imperative sing. kruis door
imperative plur.1 kruist door
participles doorkruisend doorgekruist
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Anagrams