waarschijnlijk
Dutch
Alternative forms
Etymology
From waar (“true”) + schijn (“appear”) + -lijk (“-ly”).
Pronunciation
Adverb
waarschijnlijk
Adjective
waarschijnlijk (comparative waarschijnlijker, superlative waarschijnlijkst)
Inflection
Declension of waarschijnlijk | ||||
---|---|---|---|---|
uninflected | waarschijnlijk | |||
inflected | waarschijnlijke | |||
comparative | waarschijnlijker | |||
positive | comparative | superlative | ||
predicative/adverbial | waarschijnlijk | waarschijnlijker | het waarschijnlijkst het waarschijnlijkste | |
indefinite | m./f. sing. | waarschijnlijke | waarschijnlijkere | waarschijnlijkste |
n. sing. | waarschijnlijk | waarschijnlijker | waarschijnlijkste | |
plural | waarschijnlijke | waarschijnlijkere | waarschijnlijkste | |
definite | waarschijnlijke | waarschijnlijkere | waarschijnlijkste | |
partitive | waarschijnlijks | waarschijnlijkers | — |