aantreffen

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From aan +‎ treffen.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈaːnˌtrɛfə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧tref‧fen

Verb

[edit]

aantreffen

  1. (transitive) to find, encounter, come across

Conjugation

[edit]
Conjugation of aantreffen (strong class 3b, separable)
infinitive aantreffen
past singular trof aan
past participle aangetroffen
infinitive aantreffen
gerund aantreffen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular tref aan trof aan aantref aantrof
2nd person sing. (jij) treft aan, tref aan2 trof aan aantreft aantrof
2nd person sing. (u) treft aan trof aan aantreft aantrof
2nd person sing. (gij) treft aan troft aan aantreft aantroft
3rd person singular treft aan trof aan aantreft aantrof
plural treffen aan troffen aan aantreffen aantroffen
subjunctive sing.1 treffe aan troffe aan aantreffe aantroffe
subjunctive plur.1 treffen aan troffen aan aantreffen aantroffen
imperative sing. tref aan
imperative plur.1 treft aan
participles aantreffend aangetroffen
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Descendants

[edit]
  • Afrikaans: aantref

Anagrams

[edit]