afgezaagd

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From afzagen (to saw off).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈɑf.xəˌzaːxt/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: af‧ge‧zaagd

Adjective

[edit]

afgezaagd (comparative afgezaagder, superlative afgezaagdst)

  1. mundane, commonplace, trite

Declension

[edit]
Declension of afgezaagd
uninflected afgezaagd
inflected afgezaagde
comparative afgezaagder
positive comparative superlative
predicative/adverbial afgezaagd afgezaagder het afgezaagdst
het afgezaagdste
indefinite m./f. sing. afgezaagde afgezaagdere afgezaagdste
n. sing. afgezaagd afgezaagder afgezaagdste
plural afgezaagde afgezaagdere afgezaagdste
definite afgezaagde afgezaagdere afgezaagdste
partitive afgezaagds afgezaagders