afsluitbaar

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From afsluiten (to close off) +‎ -baar.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ɑfˈslœy̯t.baːr/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: af‧sluit‧baar

Adjective

[edit]

afsluitbaar (comparative afsluitbaarder, superlative afsluitbaarst)

  1. lockable, sealable, that can be closed

Declension

[edit]
Declension of afsluitbaar
uninflected afsluitbaar
inflected afsluitbare
comparative afsluitbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial afsluitbaar afsluitbaarder het afsluitbaarst
het afsluitbaarste
indefinite m./f. sing. afsluitbare afsluitbaardere afsluitbaarste
n. sing. afsluitbaar afsluitbaarder afsluitbaarste
plural afsluitbare afsluitbaardere afsluitbaarste
definite afsluitbare afsluitbaardere afsluitbaarste
partitive afsluitbaars afsluitbaarders