bijwoordelijk

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From bijwoord (adverb) +‎ -e- +‎ -lijk (-ly, -ial).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌbɛi̯ˈʋoːr.də.lək/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: bij‧woor‧de‧lijk

Adjective

[edit]

bijwoordelijk (comparative bijwoordelijker, superlative bijwoordelijkst)

  1. adverbial (of or relating to an adverb)

Declension

[edit]
Declension of bijwoordelijk
uninflected bijwoordelijk
inflected bijwoordelijke
comparative bijwoordelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial bijwoordelijk bijwoordelijker het bijwoordelijkst
het bijwoordelijkste
indefinite m./f. sing. bijwoordelijke bijwoordelijkere bijwoordelijkste
n. sing. bijwoordelijk bijwoordelijker bijwoordelijkste
plural bijwoordelijke bijwoordelijkere bijwoordelijkste
definite bijwoordelijke bijwoordelijkere bijwoordelijkste
partitive bijwoordelijks bijwoordelijkers

Synonyms

[edit]